travelnotes.reismee.nl

Beeldenstorm

Voor hen die er nog nooit geweest zijn is Uruguay een beetje nietszeggend land. Ingeklemd tussen twee grootheden is het eigenlijk alleen maar vaag bekend. Het levert prinsessen noch topmodellen. En hoewel er lustig op los wordt getango’d en er in februari wel degelijk een heus feest losbarst, mag het allemaal niet baten. De rest van de wereld danst het allerliefst in Buenos Aires en wanneer je behoefte voelt om gehuld in niet meer dan een string, een masker en wat veren carnaval te vieren dan is Rio de Janeiro ‘the place to be’.

Uruguay is eigenlijk maar gezegend met Ă©Ă©n nationale held: General Artigas.

Noem ons cultuurbarbaren, maar we zijn er nog niet helemaal achter wat de goede man nou precies gedaan heeft. Iets met de onafhankelijkheid van Uruguay een paar honderd jaar geleden.

Één nationale held hebben betekent dat je zijn naam overal tegenkomt. Zodra een gehucht uit meer dan Ă©Ă©n huis bestaat wordt de allereerste straat naar hem genoemd. Daarnaast kun je een hele leuke roadtrip maken langs alle pleinen die zijn naam dragen.

Montevideo heeft hiervan de hoofdprijs met een gigantisch plein (Playa de Independencia, naturalmente) met dito standbeeld van de goede man. Onder dit plein bevindt zich de tombe. Verplichte kost voor de Montevideo-ganger. Een grote, lege, ondergrondse ruimte waar de staat dagelijks twee mannen betaalt om bewegingsloos de wacht houden bij zijn graf.

Maar hoewel Montevideo niet gigantisch is, kun je deze grote stad niet vullen met Ă©Ă©n standbeeld. Wat moet een stad zonder nationale helden dan? Parken zonder grootheden en lege sokkels.

Gelukkig doet Montevideo niet moeilijk over helden, inspiratoren of gebeurtenissen. Dus wordt een wandeling door de stad een wandeling door de geschiedenis van de wereld.

Het begon allemaal met een monument ter nagedachtenis van de Jodenvervolging in WOII. Een ruim opgezet monument op een prachtig stukje gras aan de kust. Want in Montevideo mag je rustig op een mooi plekje denken aan anderen, aan gebeurtenissen. Dat je ze niet kent en hun geschiedenis niet de jouwe is maakt dan niet zo veel uit.

Vervolgens kwamen we Socrates tegen, want filosoferen kan vast ook in het Spaans. De Chinese Confucius (Confucio in het spaans) staat trots aan de ingang van een park en kijkt rustig uit over zee. Ook Uruguayanen hebben twee wangen dus waarom zou Ghandi hier misstaan? En waarom zouden we vechten in een stad waar plaats is voor zowel Johannes Paulus II Ă©n Darwin? Toch waren onze Braziliaanse vrienden redelijk verontwaardigd over de adoratie voor sommige van hĂșn (Braziliaanse) helden. Maar wat wil je met een stad die zelfs Romulus en Remus uit Rome weten te halen.

Verrassend is het zeker, de ratjetoe van helden, mythes en gebeurtenissen, allen niet van henzelf. Moet Montevideo maar harder zoeken naar zijn eigen helden en beginnen aan een standbeeld van ForlĂĄn of Suarez? Of zijn helden, mythes en gebeurtenissen geen bezit?

Want misschien heeft Montevideo het juist wel begrepen. En zijn helden voor ieder die er in wil geloven, mythes voor ieder die ze wil lezen en gebeurtenissen voor ieder die er van wil leren.

En misschien zijn organen wel voor ieder die ze nodig heeft
 Deze week is donorweek. Ben jij al donor?

Weekendtrip

Uiteindelijk heeft zelfs de meest exotische trip potentie om gewoonte te worden. En zo is ook ons verblijf in Montevideo (en de dagelijkse Spaanse lessen) een redelijke routine geworden. Het werd dus hoog tijd voor een weekendtrip! Met mooi weer in het vooruitzicht en Braziliaanse vrienden die naar Uruguay kwamen, besloten we hen tegemoet te reizen. Na veel zoeken viel de keus op Punta del Diablo.

Dus zo vertrokken we zaterdagochtend richting het busstation. Zaterdagochtend om 8uur is het buspubliek een mix van vroege vogels en uitgeputte feestgangers, maar het is vooral nog redelijk rustig. In een land waar het avondeten pas ruim na 22u genuttigd wordt schuift het leven namelijk een beetje op.

Het busstation was al wel levendig en hoewel we wat aan de late kant waren, zaten we ruim op tijd in de bus (manana, manana). Dankzij alle verhalen waren we wat bang over ons busvervoer, maar het was een prima bus met aardig wat beenruimte.

De reis zelf verliep prima. Heerlijk om met een muziekje gewoon lekker naar buiten te staren naar het landschap. Daarnaast viel er ook veel te verbazen: de vele liters mate die er tijdens zo’n rit verorberd worden en de afgelegen uitstapplaatsen. Zelfs in een moderne long-distancebus mag je uitstappen waar we je wilt. En mensen maken daar goed gebruik van door op de meest afgelegen plaatsen uit te stappen.

Na 4,5 uur kwamen we aan in Punta del Diablo. Een ‘duivels’ goed kustplaatsje. Asfalt doen ze niet aan dus alle wegen in het dorp zelf zijn van zand. Dat zand een bewerkelijke ondergrond voor een rijweg is blijkt als we in de auto zitten. We mochten meerijden met een medewerker van het hostel tegenover de onze en dat bewees al meteen in wat voor laid-back en vriendelijk plaatsje we waren. Zijn auto however, had geen schokdempers meer, dus het rijden door de diepe kuilen en geulen was een uitdaging.

In Punta del Diablo zouden we Eder & Betina (onze Braziliaanse vrienden) ontmoeten. Ze zouden rond 16u aankomen. We hadden het verder niet gehad over het tijdsverschil van een uur tussen de twee landen (toen we in Urugay aankwamen zaten we nog in dezelfde tijdszone als Brazilie, maar intussen lopen we een uur voor
), dus de exacte tijd moesten we naar gissen. Dus zo zaten we zonder telefoon of andere communicatiemiddelen gewoon weer eens ouderwets op iemand te wachten.

Geen probleem want van empanada’s (‘oliebollen’ gevuld met kaas, ham, olijven, 
) is nog nooit iemand slechter geworden.

Toen Eder en Betina er eenmaal waren (veel later dan 16u trouwens) zijn we ’s werelds slechtste pizza gaan eten. Gelukkig was er bier en Martini.

De volgende dag was de roadtrip terug naar Montevideo. Eerst een beetje van de zon genieten op de rotsen van de pier en toen naar Cabo Polonia.

Cabo Polonia laat zich het best omschrijven als een Fata Morgana na een pittige rit door de duinen. Het bevindt zich letterlijk in the middle of nowhere en alleen de kilometers lange elektriciteitsdraden verraden dat je ĂŒberhaupt ergens heen gaat. Je auto mag je 7km verderop achterlaten en van daaruit wordt je met een open truck richting het dorp vervoerd (zie foto’s). Het dorp is een soort van ultieme hippie-enclave waar de minihuisjes beschilderd zijn in vrolijke kleuren en de mensen genieten van het Zwitserlevensgevoel.

Ook de kok van het restaurant deed hier vast vrolijk aan mee, want we hebben toch al gauw anderhalf uur op onze chivitos gewacht. Nogmaals geen probleem want we zaten met onze blote voeten zowat in het zand. En zo afentoe stak een van de zeehonden even zijn koppie boven water.

Het betekende wel dat we verder niet echt heel veel rond hebben kunnen kijken, maar iets zegt me dat er ook niet heel veel ‘meer’ was. Entertainment en afwisseling kun je langs de gehele kust vinden en Cabo Polonia blinkt uit door gewoon heel relaxed niet zo veel te hebben en daardoor wel veel te zijn.

Heel anders is Punta del Este (daar hebben ze heel veel, maar is daardoor niets). Ok, het zat deze plaats niet mee doordat we er pas laat in de middag aankwamen en de lucht inmiddels grijs was, maar vooralsnog ben ik geen fan. Gigantisch veel hoogbouw en gruwelijk lange files langs de boulevard door wegwerkzaamheden. Veel grote hotelketens en drukke winkelstraten. Naast de (zo zegt men) fantastische golven hoef je hiervoor niet naar Uruguay, dit soort dingen zijn er ook vast in Zuid-Europa te vinden.

Door de files in Punta del Este kwamen we pas laat aan in Montevideo. Daardoor moesten we om 23u nog gaan avondeten. Geen probleem in Uruguay want toen we het restaurant binnenkwamen moesten we in de rij wachten, het zat werkelijk stampvol. De dag daarna hadden we tegen 21en geen enkel probleem met het krijgen van een plaatsje.

Maandag hebben we Eder en Betina rondgeleid door Montevideo en genoten van het heerlijke weer. En nu zit onze weekendtrip er weer op en gaat het ‘gewone’ leven weer verder. Gelukkig lijken we nu definitief het mooie weer van een van de stranden te hebben meegenomen.

Napoleon en Spiderman

Wanneer je aan het reizen bent hangt je reisplezier vaak ook een beetje van anderen af. Waar je thuis kieskeurig in je vriendschappen kunt zijn, is het on the road soms maar een beetje ‘roeien met de riemen die je hebt’. En niet elke riem roeit even lekker. Wanneer je een trip met een groep maakt kan dit dus goed of slecht uitpakken en ook in je woonsituatie kan dit een wereld van verschil betekenen.

De mensen die uiteindelijk goed bevallen (je beste vrienden voor even) krijgen altijd een ereplaatsje in de verhalen. Ze mogen gewoon met hun eigen naam genoemd worden. Voor de rest geldt deze eer niet. Rare snuiters die je onderweg tegenkomt moeten genoeg nemen met een bijnaam. Eentje die bij hun past.

En zo wil het dus dat onze voormalige buurman Napoleon helemaal geen Napoleon heeft. Sterker nog hij heeft een hele normale naam, die jullie nooit zullen weten. Napoleon blijft namelijk in de overlevering Napoleon en ook wij zullen ons zeer binnenkort niet meer zijn echte naam kunnen herinneren.

Voor ik verder ga moet ik nog wel iets rechtzetten: Napoleon dient uitgesproken te worden al in de reclame van de zuurtjes. Dat wil dus zeggen heel snel en met een franse toutch.

We gaan verder met onze buurman. Onze enige buurman, want de andere studenten wonen elders. Napoleon was natuurlijk Frans en bevond zich al enkele maanden op het Zuid-Amerikaanse continent. Ik denk dat hij daardoor de franse (en Engelse) taal een beetje verleerd was, want hij sprak de eerste dagen (Lees: toen wij nog geen Spaanse les hadden) alleen maar Spaans. Roel probeerde nog beleefd in het haf Spaans/ half Engels te antwoorden. Ik heb hem gedurende die dagen aangekeken alsof hij gek was, en hem rijkelijk getrakteerd op afgemeten glimlachjes.

Na een paar dagen viel het kwartje, wij zouden niet met hem in het Spaans gaan converseren. Dus nam Napoleon een wijs besluit: Als de berg niet naar Mohamed komt
 En op een mooie dag bleek dat Napoleon ook Engels sprak (zover je het Engels van de Fransen Engels kunt noemen).

Dit bleek in eerste instantie een vooruitgang in onze band. Omdat hij al maanden in Argentinië en Uruguay was, had hij vast veel nuttige informatie. Gelukkig wilde hij deze informatie met ons delen. Dus wanneer wij hem vroegen naar leuke goedkope eettentjes kwam hij op de proppen met een restaurant waarbij je de wijn uitkiest en vervolgens een daar op aangepast verrassingsmenu krijgt. Mochten we in januari terug zijn, dan kun je er vanuit gaan dat we ons geld in dat restaurant hebben opgemaakt.

Ook in Montevideo kende Napoleon enkele culinaire pareltjes waar je voor zo’n 100 dollar (!) heerlijk met z’n tweeĂ«n kon eten. Daarnaast kende hij vele hippe nachtclubs (gaap) waarvan ik me afvraag of hij er ooit binnen is gekomen.

Napoleon is net als zijn naamgenoot niet al te groot van stuk en valt ook zeker niet in de categorie knappe clubganger. Daarnaast weet hij een briljante karikatuur van zichzelf te maken, door dag na dag in dezelfde kleding te verschijnen. Wanneer hij naast je staat uit te wijden over een van zijn culinaire hoogtepunten ruik je ook meteen dat er hoogstwaarschijnlijk maar een versie van deze outfit is.

Ja Napoleon is wat je noemt een ‘character’. Paradoxaal genoeg kwam de man die elk exclusief restaurant van het Zuid-Amerikaanse continent had bezocht bij ons in de keuken niet verder dan het magnetronnen van pizza’s en andere kleffe broodjes. Hij was dan ook verrast te zien dat wij elke dag kookten.

Zoals je misschien begrijpt is Napoleon niet lager met ons. Afgelopen zondag vertrok zijn vlucht naar La France. Voor geen van allen een groot verlies en het afscheid was magertjes: “Bye, have a nice flight”. Maar mochten we hem gaan missen dan is het minuscuul openen van zijn slaapkamerdeur voldoende om hem te herinneren aan de geur van een hele foute parfum met een heleboel zweet. Ik denk dat die deur dicht blijft.

En nu moet ik jullie teleurstellen. De verwachtingen zijn vast hooggespannen, want is onze nieuwe huisgenoot iemand die via de muren van onze school naar boven klimt? Draagt hij veel blauw en rood? Of lijkt hij simpelweg enorm veel op Tobey MacGuire?

Helaas, we wonen vanaf zondag met z’n tweeĂ«n. Dus we verkeren allebei in prima gezelschap. ’s Avonds hebben we het hele pand voor onszelf! De tv kan zo hard als we willen en wij bepalen wat er op is (In Roel’s geval van alles wat, want die lijkt maar niet te kunnen kiezen tussen alle briljante digitale zenders: in het Spaans: los Simpsons of les Increibles, of beter, met Spaanse ondertitels: two and a half men!).

Ja het is prima zo even met z’n tweeĂ«n in zo’n ruime woning, dus van ons mogen mensen als Napoleon wegblijven.

Wat overblijft is Spiderman. Letterlijk Spiderman. Een rood met blauw gemaskerd figuur die de straten van Montevideo onveilig maakt met zijn camera. He’s all over the place. Por que? Wij weten het niet?

So feel free om uit te zoeken wat Spiderman doet in Montevideo. And let us know


Spaanse les

Na 3,5 dag alle uithoeken van MV te hebben bezocht, was het maandag tijd voor de Spaanse les. Na een korte doch blijkbaar afdoende taaltest in het weekend (lees: een “gesprekje” van een paar minuten) waren wij ingedeeld in niveau 1 en niveau 2.

Roel besloot toen per direct met zijn pre-teaching te stoppen, want omdat zijn niveau maar een hoger dan de mijne was, kon hij rustig aan beginnen. Roel zou les hebben met twee anderen en ik met eentje. Dus meteen lekker intensief aan de slag. En zo gebeurde het dat na vele dagen samen onze wegen zich op maandagochtend om 9:30 (uitslapen dus) scheidden


Wanneer je graag praat (zoals ik) is er bijna niks ergers dan mensen die ratelen in een taal waar je maar weinig van snapt. Een van die ratelaars is Claudia, mijn juf. Met een en al hartelijkheid begroet ze me en met behulp van alle gebaren krijg ik een klein beetje het idee van wat ze me wil vertellen.

Het doet jullie misschien deugd om te lezen dat ik in het Spaans een ander mens ben. Namelijk meegaand en afwachtend. Mijn vocabulair beperkt zich namelijk met name tot veel ÂŽuuuuhsÂŽ die uiteindelijk maar opgevolgd worden door een haperende ÂŽsiÂŽ. Je begrijpt, die eerste minuten herkende ik mezelf niet meer.

Gelukkig duurde dit niet lang. Elk niveau duurt namelijk twee weken, en het geval wil dat Ola (mijn Noorse klasgenoot) al een week Spaans gehad had. Maar dankzij het feit dat er in de echte beginnersklas twee bejaarden zaten (lees: erg trage lessen) en het feit dat ik Nederlands was (lees: wij kennen onze talen) mocht ik het met Ola proberen.

So far gaat dat prima. Mijn klasgenoot is onder de indruk, want wanneer de juf aangeeft dat sommige Spaanse woorden of grammaticale constructies gelijk zijn aan die in het Duits of Frans, dan floep ik dat er natuurlijk even in de desbetreffende taal uit. En wanneer ik even zijn aantekeningen kijk en een Noors woord vertaal (puur toeval, want hetzelfde als een van de maximaal 10 zweedse woorden die ik ken) heeft ie het helemaal niet meer.

Helaas heb je er geen fluit aan, want hoe meer talen je een beetje kent, hoe meer je er van door de kluts kan raken. Zo begon ik vandaag tot tien in het Spaans te tellen, om vervolgens vanaf elf in het Frans verder te gaan. Leuk al die talen op school die je dus uiteindelijk maar half leert.

Dus Spaans is niet iets wat ik half wil leren. Niet in de laatste plaats omdat het zo handig is omdat ze het in zoveel landen spreken. Toch? Helaas gaat dat niet helemaal op, aangezien Spanje-Spaans weer iets anders is dan Latijns-Amerika-Spaans. Waar ‘ella’ in Spanje wordt uitgesproken als ‘elja’, is het hier dus ‘esja’. En dan veranderd er grammaticaal ook nog het een en ander en worden sommige zaken gewoon simpelweg niet gebruikt. Een klein voordeel is dus dat ik redelijk blanco de Spaanse taal leer en dus makkelijker overstap, waar Roel nu dus eerst weer alles moet gaan afleren. Hierover later meer


Vooralsnog ben ik erg blij dat ik gewoon in de ‘tweede week’ mag instromen want ik kan het prima bijhouden. En hoewel Ola meer woordenkennis heeft pak ik het snel op en heb ik zeker niet het gevoel dat ik hem rem in zijn Spaanse ontwikkeling. Verder krijg ik natuurlijk een flinke berg huiswerk om een beetje bij te spijkeren, maar ook dat is te doen.

Eigenlijk had ik gedacht dat ik me dood zou gaan ergeren aan alle grammaticale regeltjes, maar stiekem vind ik het erg interessant om te zien hoe een andere taal is opgebouwd. Waarom ze bepaalde regels gebruiken om een taal te verduidelijken en hoe ze hier vorm aan geven. Dus het schrijven van zinnen waarbij er verschillende vormen van ‘zijn’ en ‘hebben’ gebruikt moeten worden zijn dus ook een interessant gepuzzel.

Verder is het vooral ook veel stampen, stampen, stampen. Gestamp van vandaag: getallen. De juf vond het maar karig dat ik alleen een beetje vlot tot tien kon tellen. Dus vandaag passeren alle interessante jaartallen de revue.

Ik zal jullie verder niet lastig vallen met alles wat ik al in twee dagen geleerd heb (Roel is onder de indruk), dus ik zal nog even uit de doeken doen hoe het met Roel in niveau 2 verliep.

Niveau 2 werd namelijk flink onderschat. Zijn klasgenoten zijn een Zweedse jongen (had al twee jaar zelf Spaans gestudeerd) en een Zwitsers meisje (bezwangerd door een Uruguayaan, en blijkbaar pik je dan ook wel het een en ander aan Spaanse taal op). Zo trof ik dus in de pauze een hoopje ellende aan die niveau 2 behoorlijk onderschat had. Waarschijnlijk terecht want vooralsnog weet ik niet hoe ik dat over twee weken zou moeten kunnen. Uiteraard is hij de uitblinker van de klas wanneer het gaat om (Spaanse, dus totaal niet relevante (in Zuid Amerika)) grammatica, maar in zijn klas wordt er ook door de klasgenoten flink in het Spaans gerateld (Ik blijf er bij dat het Portugees is // Roel).

Dus uiteindelijk hebben we allebei een flinke kluif aan onze lessen. Misschien maar goed ook want (Nederlandse instelling) hoe meer we leren, hoe meer waar we voor ons geld hebben. Dus de middagen brengen we door met hard studeren. Het is dag twee, dus dit enthousiasme wordt vast nog minder. Maar voor nu ziet het er goed uit.

Ik zie een berg.

Montevideo een stad die tot de verbeelding spreekt, simpelweg omdat het zo onbekend is. Bij veel onbekende steden heb je toch wel een bepaald beeld, bijvoorbeeld door bekende gebouwen of omdat je ze regelmatig op tv ziet verschijnen. Montevideo (MV) heeft dit niet. Om jullie toch een beetje een beeld te geven van deze stad is een foto eigenlijk het meest geschikt, maar het laden van die krengen is een drama, dus ik zal het proberen met duizend woorden:

Wanneer je wegrijdt van het werkelijk beeldige, ruim opgezette vliegveld valt als eerste de stralend blauwe lucht op. Het zonnetje schijnt alsof het hoogzomer is, en dat bij een temperatuur van 11 tot 14 graden. Vanaf het vliegveld beland je in het BelAir van MV, de meest prachtige huizen en tuinen die versiert worden met palmbomen.

Dan is er de boulevard, wanneer je hier vandaan naar het water kijkt zou je zweren dat je de zee ziet. De golven, het water tot aan de horizon, de gigantische schepen. Alles schreeuwt dat dit wel de zee moet zijn. Maar nee, het is een rivier. Zoek MV even op de kaart en je ziet dat het richting Buenos Aires inderdaad meer een rivier wordt, wanneer iets een rivier is en wanneer een zee is moeilijk vast te stellen dus ligt de grens een stukje verderop bij Punta del Este. En hierdoor bevindt MV zich aan een ruim 200km brede rivier.

Een daaraan ligt dus die boulevard. Kilometers lang. En dat moet ook wel, want de Montevideanen(?) zijn een actief volkje. Er wordt druk gefietst en de hoeveelheden hardlopers zijn niet te tellen. Om de zoveel kilometer ligt er een strandje, maar daar rennen ze met deze temperatuur nog even omheen.

De stranden worden nu dus vooral nog bevolkt door honden. Hoewel we hier en daar wel een zwerfhond hebben gezien (gelukkig vooral nog heule zielige ipv enge), hebben de meeste honden toch gewoon heel gezellig een baasje. Want naast rennen en fietsen, houden de MV’s ook van honden. Deze honden gaan naast het strand ook uit hun dak op de vele grasveldjes en pleintjes.

Het is op deze velden en pleintjes dat je ziet dat MV’s ook van hun kinderen houden. Ok, het ziet er hier en daar wat gammel uit, en het voldoet vast niet aan de ontzettend saaie standaarden van Nederland (denk: een wipkip op een rubberen mat), maar wat hebben ze een plezier. Er wordt veel geschommeld, en rolschaatst en natuurlijk niet onverdienstelijk gevoetbald.

Aan een van deze pleintjes (zonder speeltuin, maar wel met fontein, want daar houden ze ook van) ligt onze talenschool. Ons huis ver van huis gedurende de komende weken. We ‘wonen’ in de zogenaamde Oude Stad, het –al zeg ik het zelf- leukste stukje van MV.

In dit gedeelte kom je de meest prachtige oude gebouwen tegen. MV’s houden van oude gebouwen en deze liefde zorgt ervoor dat ze alle moeite steken in het onderhouden van juist deze gebouwen. Dat zie je dan weer als je het centrum inloopt. Daar staan namelijk niet zulke oude gebouwen. Deze jaren ’80 blokken waar elke meter een airco buiten hangt als ware het de zoon van Wacko Jacko. Deze onderhouden ze dan weer niet zo goed, en gelijk hebben ze want mooi waren ze toch al nooit.

In deze hele lange straat zitten heel veel winkels. Een van die winkels is onze supermarkt. Waar wij natuurlijk helemaal niks kunnen vinden. En waar het bestuitziende groente & fruit de selectie van de Appie niet zou halen. In de supermarkt blijkt ook dat MV’s houden van grapjes & recycling. Op zichzelf staand een prima combinatie, maar lastig wanneer je op zoek bent naar melk of yoghurt. Niet te vinden. Of toch wel? Melk en yoghurt gaat in een zak. Gewoon zo’n platte die je open moet knippen. In Nederland zouden we er diepvrieserwtjes in doen, of carameltopping. Hier doen ze er dus melk in. Wij hebben maar een fles water gekocht (volledig overbodig, want het water drinken we gewoon uit de kraan) om de overgebleven melk in te deponeren. De aangebroken zak yoghurt zit op hoop van zegen met een wasknijper vast. Kijk en dit zijn dus van die dingen die niemand je vertelt.

Dingen die je wel verteld worden is dat je als twee blonde dutchies verschrikkelijk gaat opvallen in Zuid-Amerika. Logisch ook want we hadden al vastgesteld niet zo veel van MV te weten. Dus wisten we ook niet dat deze stad een dusdanige diversiteit aan mensen bevat dat je als blonde Nederlander totaal niet opvalt. Wanneer we langs de gezellige kraampjes lopen die dagelijks bij ons om de hoek worden uitgestald, kunnen we zonder problemen naar het koopwaar kijken zonder ook maar enigszins lastig te worden gevallen.

Nu denk je misschien dat Mv’s er niet van houden om anderen lastig te vallen. Maar dat is ook niet helemaal waar. Het lastig vallen doen ze vooral ’s nachts. Wederom is dit van horen zeggen want ik slaap ’s nachts. Maar ons blok schijnt tussen 23:00 en 6:00 een geliefd racecircuit te zijn. Begeleid door geluiden van het lompe optrekken, luidruchtige muziek, hier en daar wat geschreeuw en een incidenteel autoalarm.

Maar ga er nou niet van uit dat MV bevolkt wordt door bendes asociale tokkies, want niks is minder waar. Want hoewel het vooral richting de haven (waar we gisteren wegens een feestdag een kijkje mochten nemen) duidelijk wat armoediger wordt en halfafgebroken huizen, zwerfhonden en smoezelige kinderen het straatbeeld vormen, voel je je nergens echt onveilig. Daarnaast is een wandeling door deze zogenaamde “getto” essentieel om uit te komen bij een Zuid-Amerikaanse foodcourt waar de gezelligheid voor een groot deel bepaald wordt door de bijna complete koeien die op de grilplaten liggen te sudderen. Hierover later vast meer.

Al met al is het hier vooralsnog goed toeven. De stad is een beeldschoon, maar niet in een obvious way en barst van het karakter. De mensen lijken begrepen te hebben hoe je moet leven; genietend in het zonnetje met wat 'mate', joggend over de boulevard, spelend met hun hond of kinderen, of gewoon in een van de gezellige barretjes. Dat je door de grote verschillen tussen mensen en het gebrek aan het grootschalige toerisme van blanke westerlingen hier gewoon anoniem kan rondlopen maakt het helemaal af.

Rite de passage

Waar twee weken vakantie nog te overzien zijn, is het lastig je voor te bereiden op een lange reis. Laten we er niet omheen draaien, de voorpret is leuk, maar ook ellendig. Wekenlang zijn er lijsten gemaakt, instanties bezocht en is er gestrest over van alles en nog wat.Tegelijkertijd is het belachelijk onwerkelijk, bij elke vraag over onze reis rolde er zonder problemen twaalf landen van mijn lippen alsof ik een boodschappenlijstje opnoemde. Het is waarschijnlijk ook onmogelijk om je de veel(zijdig)heid van deze landen te beseffen zowel vooraf als tijdens en erna.

Waar Roel de coolste dude van de planeet is ben ik dat zeker niet. En toen ik enkele weken geleden al moeite had het droog te houden bij Toy Story 3 (daar waar Andy afscheid neemt van zijn speelgoed nota bene) zag ik het lijk al drijven. Ik zou wekenlang een jankend wrak zijn.Verbazingwekkend heb ik het toch zeker tot aan de parkeerplaats van Schiphol droog gehouden. En de reden is wederom dat zo’n grote reis gewoon niet te bevatten is. En het afscheid is tot op het laatste moment allemaal erg surreal.

Daarom heb je iets nodig, een soort van overgangsritueel. Waar Afrikaanse jongens enkele dagen op jacht gaan en terug komen als man en er bij sommige volken lustig op los getatoeeerd wordt om een bepaalde overgang te bepalen, moesten wij van brave Nederlanders weer in stoere avonturiers veranderen. Wij gingen niet op jacht en kregen ook geen tatoeage. Wat wij kregen was veel erger...

Wanneer je denkt dat afscheid nemen van je familie en vrienden erg is, think again. Van de vliegreis springen me nu nog de tranen in de ogen. Lees en huiver:

Nog hevig nasnikkend begon het bij de metaalpoortjes op Schiphol, waar ik natuurlijk weer piepte en als gevolg daarvan uitgebreid en public befoefeld werd. Bij het boarden bleek vervolgens dat we een half uur vertraging hadden, maar dit konden we nog hebben. Dat dit tot gevolg had dat we als een dolle door Madrid Airport (met de metro) moesten was ook nog geen probleem. Na een vlug broodje (Pain de Madelaine met PanPankaas) waren we weer zo goed als nieuw en klaar om te boarden


“Heeft u nog voorkeur voor een plaats aan het raam of het gangpad?” Een vriendelijke vraag van de grondstewardess op Schiphol. Hoewel een raamplaats veel voordelen heeft gaf de mogelijkheid tot benen strekken in het gangpad de voorkeur en kozen we voor plaatsen aan het gangpad. 35D en 35E waren onze plaatsen. Ik kon bijna opnieuw janken toen ik zag dat de rijen aan het raam maar twee plaatsen hadden. De stoelen A en C die gezellig naast elkaar stonden. Een daarvan zat aan het raam en de ander aan het gangpad. Als het op dat moment had gekund om iemand uit een stoel te kijken dan had ik dat gedaan.

Nu zaten we in de middenrij van het vliegtuig waar de stoelbekleding duidelijk maakte dat het hier niet om een nieuw vliegtuig ging, maar om eentje die misschien wel eerder het levenslicht zag dan wijzelf. De middenrij dus. Nog mazzel want het televisiescherm (dat vooral in dertig tinten geel uitzond) hing ook in het midden. De drie films werden achter elkaar aan het einde uitgezonden. Ik denk dat dit bewust zo gedaan is, want na uren lang hangen zonder in-flight entertainment begonnen de eerste passagiers zich al moedeloos richting de vliegtuigdeur te begeven. Van de films leerden we dat je blijkbaar brieven op een muur in Verona kunt plakken en dat de zoon van de Men in Black verstand heeft van oosterse vechtkunst.

Om de ellende compleet te maken zou ik graag willen zeggen dat het eten verschrikkelijk was. Tuurlijk het was niet lekker. Vliegtuigeten moet het vooral hebben van de gratis cola, de bakjes fruit en de toetjes. Maar toch ik heb veel slechter gehad.

Deze kleine vorm van vreugde moest natuurlijk vakkundig de kop ingedrukt worden. En deze taak kun je prima overlaten aan het kundige personeel van Iberia. Het acceptabele eten werd namelijk aangeleverd door ’s wereld meest onvriendelijke cabinepersoneel.

En dit hele gebeuren duurt dan zo’n uurtje of elf. En daar komt de rite de passage weer om de hoek kijken. Dit overgangsritueel was precies wat we nodig hadden. Want geloof me al na zo’n acht uur wilden we alles worden behalve brave Nederlanders (desnoods Afrikaanse krijgers) als ze ons maar alsjeblieft uit dat verrekte vliegtuig zouden laten.

Dus volkomen lamgezeten kwamen we dan ook aan in Sao Paulo, waar we deden wat we beloofd hadden tijdens onze vlucht. We werden plotsklaps weer de ervaren reizigers die druk op zoek gingen naar de airport bus. (Lees: Roel liep heen en weer op zoek naar de juiste bus, die natuurlijk te laten kwam. En ik bewaakte de lading tassen met mijn sjagrijnige smoelwerk. Wat natuurlijk prima lukte.)

De eerste indruk na een nachtje Soa Paulo heeft bij mij vooral het besef gekweekt waarom de Brennickmijertjes jarenlang de rijkste Nederlanders waren (lees: een C&A tegenover ons hotel). Roel daarentegen zal vooral de herrie van blaffende honden, de voetbalwedstrijd met bijbehorend gejuig en geboe en het aansluitende vuurwerk herrineren, maar dat is van horen zeggen want daar sliep ik uiteraard gewoon doorheen.

De volgende dag liep als een zonnetje met een vlug maar lekker ontbijtje en de korte vlucht naar Montevideo in een allerschattigst nieuw vliegtuig. Het vliegveld van Montevideo is werkelijk een plaatje en dat de landelijke bank schilderijen van Van Gogh als reclame gebruikt geeft meteen een welkom gevoel. Meer over Montevideo volgende keer.